De republiek Estland (officieel: Eesti Vabariik) is het
meest noordelijke en dunst bevolkte land van de Baltische staten
(Estland, Letland en Litouwen).
Het landoppervlak bedraagt 45.226 km2 en is daarmee iets groter dan
Nederland (41.532 km2). Estland grenst in het westen aan de Baltische
Zee en in het noorden aan de Golf van Finland. In het zuiden grenst
Estland aan Letland. De oostelijke grens wordt gevormd door de rivier
de Narva en het Peipusmeer, die Estland scheiden van Rusland. Hoewel
Estland geografisch tot Oost-Europa behoort, lijkt het qua karakter en
uitstraling meer op een Scandinavisch land. De hoofdstad van Estland,
Tallinn, ligt over water maar 84 km van de hoofdstad van Finland,
Helsinki. Sint-Petersburg in Rusland ligt op 320 km.
Estland is te verdelen in twee geografische zones: de kustregio in het
noorden en westen met veenmoerassen, meren en eilanden. De noordelijke
en westelijke regio's zijn door de erosie tijdens verschillende
ijstijden vrij vlak geworden. De gemiddelde hoogte is daar ± 50
meter boven zeeniveau. Het oosten en het zuiden van het land bestaan
uit een zandsteenplateau dat iets hoger gelegen is dan de rest van
Estland. Het hoogste punt van Estland is de Suur Munamägi met 317
meter.
Estland telt ongeveer 1400 meren en
1500 eilanden. Deze eilanden maken samen ongeveer 10% van het
landoppervlak uit. De voor de kust gelegen eilanden zijn resten van een
oude kust. De eilanden met enige omvang zijn Saaremaa (2670 km2) en
Hiiumaa (990 km2). Op Saaremaa ligt de Kali-krater, ontstaan na een
inslag van een meteoriet, ± 800 jaar voor Chr. Het Peipusmeer is
het op vier na grootste meer van Europa en meet 3500 km2. Estland kent
ongeveer 7000 rivieren, beken en sloten, waarvan er negen langer dan
100 km zijn. De Väïke-Emajogi is de langste rivier met 209
km. Een vijfde van het land is bedekt met moerassen en vooral
Noord-Estland is bezaaid met grote stenen, die zijn blijven liggen na
de verschillende ijstijden.